Je klaterende lach, Tulla, en je donkergouden haar.
Er is te veel te beschrijven. De dood is een berg in
de bossen bij Danzig, waar de botten van een nooit
geboren baby onder een
Dun laagje aarde liggen te wachten tot de hond ze opgraaft,
Tulla, en opeet.
Je donkergouden haar, Tulla, en je klaterende lach,
Weerklinkend uit de verte. Een schoorsteen markeert
De plaats waar een man met een zeis woont. Hij maakt
Zandlopers, liefste, die iedereen wil hebben. De dood
En je klaterende lach, Tulla, de dood is een berg in
De bossen bij Danzig. De bomen zijn er groen.
De berg is wit en onzuiver.
Wie ben ik dat ik dit zien mag, er woedt immers
Oorlog in mij zoals in elke man. Altijd een klein
Auschwitz in je klaterende lach, Tulla, een zwarte
Waas donkert door helblauwe ogen. De dood en
De berg en de bossen bij Danzig. Wie ook jouw
Tweemaandskind verwekte, hij was slechts een
Schim die schaduwend voorbijgleed.
Zijn daad, mijn gedachten.
Je helblauwe lach, liefste.