De weerspannigheid heeft afgedaan,
Hoewel de rust daarmee niet bepaald
Terugkeerde. Onmetelijke inspanning
En daarna de leegte in het hoofd. Ik
Begin de rijpheid te missen, die me
Losweekte van nest en naargeestigheid
Een storm van gedachten, een gemis
Aan gezelschap.
Mij is niet geleerd de rede te verlaten
En ik kan niet verantwoorden wat ik doe
En laat. Ik ben slaaf van mijn emoties,
Hangend aan het roer tijdens storm, tussen
Wereld en waanzin, rede en gevoel. Schip
Zonder doel, dolend over ’s heren
Wateren, gewillige prooi voor stormen
En piraten.
Spookschip zendt S.O.S.: verlaten,
Verdwaald en nergens meer thuis
Roepend in een eindeloze woestijn die
‘Zee’ genoemd wordt. Dan val ik in een
Ravijn van loomheid. Liefde, vrede en
Empathie voor mijn medemens, willens
Nillens, zonder zucht of zoen: geen nu
En geen toen.
Dan is de weerspannigheid in ieder
Geval verdwenen, zonder koers of
Kust in zicht. Bescheiden pelgrimstocht
In een haastige wereld vol waanzin, vol
Spookschepen die rondvaren met elk
Z’n eigen S.O.S., die elkaar nimmer horen
Laat staan begrijpen, die zoeken en varen
Zoeken en varen zoeken en varen.