In mindering gebracht aan het groot
Nationaal tekort, aan het elitarisme
Van vroegere dichters; opgeteld bij het
Wassende kapitaal der vergeten onwetenden.
We weten virtueel de letters niet eens
Goed te plaatsen, we zijn bij voorbaat
Idioot. Slimmer dan simpel een dier, ver-
Slikken we ons onwennig in de grenzeloze
Spitsvondigheid van een maatschappij
Die al lang niet meer de onze is.
De ervaring herhaalt zich; de mensen
Zijn altijd hetzelfde, de verveling is
Overal en de herhaling repeteert.
Eindeloze routine. We verhalen ons zo.
In mindering gebracht aan het verflauwde
Elan van vorige generaties, verzaakt aan
De geniale ingevingen van mythen en muzen,
Aan de drankzucht van de eenling die denkt
Teveel te weten. Hij die is, zal zijn.
En weldra niet meer.
De bedwelmend zoete geur van hasjiesj
En cocaïne, de herhalende ervaring
Van het verval dat verveelt. Muze, mythe,
Mens noch de zucht naar verslaving, heeft
Ons spitsvondig slikken opgemerkt:
We zullen het zelf weer moeten doen.
Hoestend proestend, proostend, rokend
Snuivend en stilstaand lopen we onszelf
Voorbij. We zijn wat we doen, we vrezen
Ons leven. Het doorlopend herhaal herhaalt
Zich; het haalt zich in.