1. De omgeving van de wijze
De stad schminkt zich:
Plotseling licht ontlokt
Een zee van kleur. Loopt
Door de stad, verloren
Loopt hij door de stad. De
Zon straal vrolijkheid,
Rondom hem alles
Transparant.
Daar loopt hij met verve
Verloren door de stad. Zijn
Ogen spieden gezonnebrild
Naar de vrouw die voor hem
Loopt, de korte rok die in
Een winkelruit passeert.
De stad heet zich geopend
Voor het leven dat in haar
Huist. Gevoel zonder doel
Zijn ogen spieden de horizon
Af, op zoek naar alles wat
Gebeuren kan. Zijn ogen speedy,
Gezonnebrild.
2. Wat de wijze zeide:
“Lopen
Ik moet lopen naar
Het licht en als ik
Daar ben moet ik nog
Verder lopen, en dan
Links en dan kom je
Bij God.
Vliegen
Ik moet vliegen als
De dichter, lichter
Van gewicht en
Enkel woorden achter-
Laten als verslag
Van de reis.
Onthouden
Ik moet alles
Onthouden. Hoe
De plooien van
Het gezicht zich
In de loop der
Tijd ontvouwden.
Herinneren
Een mensenleven lang
Herhalen en herinneren…”